Hand-out motorische ontwikkeling
Lichamelijk - motorische ontwikkeling
Wat betreft de fysieke ontwikkeling is rond het vijfde levensjaar van een kind het typerende van een kleutergestalte te zien. Enkele eigenschappen hiervan zijn een verhoudingsgewijs groot hoofd met een sterke voorhoofdswelving en relatief korte armen en benen.
Wat betreft motoriek wordt onderscheid gemaakt tussen grove motoriek en fijne motoriek. Grove motoriek heeft betrekking op balans, voortbeweging en coördinatie van het hele lichaam en de fijne motoriek heeft voornamelijk betrekking op de functie van de handen. Bij de kleuters is het natekenen van letters en cijfers een uitdaging voor de ontwikkeling van de fijne motoriek, buiten de fijne motoriek vergt schrijven een goede hand-oog coördinatie. Kleuters gebruiken bij de beweging van een pen of potlood over het papier in eerste instantie hun hele arm en bewegen vanuit de schouder. Naarmate de ontwikkeling vordert, worden het lichaam en de schouder meer stil gehouden en komen de bewegingen vanuit de elleboog en nog later vanuit de pols- of vinger gewrichten (Alkema e.a., 2006)
Grove motorische ontwikkeling:
Volgens het GOVK, het Gouds Ontwikkeling Volgsysteem voor Kleuters, moeten kinderen begin groep 1:
ü Lopen: Een overgang maken van ongecoördineerd en wankel lopen naar ritmisch lopen.
ü Rennen: Een overgang maken van rennen met overtollige lichaams- en armbewegingen en hetzelfde tempo als lopen naar rennen zonder overtollige bewegingen, met soepele beweging van voeten en in een hoger tempo.
ü Huppelen: Een overgang maken van huppelen door schuifelen en huppelen met een voorkeursvoet naar huppelen door enkele passen de maken zonder voorkeursvoet.
ü Springen: Met hulp en met twee voeten tegelijk gespannen van de grond springen.
Fijne motorische ontwikkeling:
Volgens het GOVK, het Gouds Ontwikkeling Volgsysteem voor Kleuters, moeten kinderen begin groep 1:
ü Met twee handen, ongericht een bal kunnen rollen.
ü Een pittenzakje of een bal in een ‘schaaltje’ van twee handen kunnen vangen.
ü Een grote bal, onderhands, kunnen gooien.
ü Bouwen met groot constructiemateriaal.
ü Aanleren van een knipbeweging en knippen van een rechte en gebogen lijn.
ü Plakken.
ü Aanleren van de techniek van vouwen.
ü Tekenen en schilderen: vrij werken met groot materiaal, inkleuren van grote vormen, stimuleren van de juiste pengreep.
Lichaamsorientatie
Kennis van het eigen lichaam à ledematen houding
Goed voor ruimtelijke orientatie van kind, wat weer handig is voor toekomst. (kaartlezen etc.)
Jonge kleuters tot 4 jaar
à benoemen eigen lichaamsdelen
Kleuters tussen 4 en 6 jaar à lichaamsdelen bij andere kinderen, poppen en knuffels
è Geen voorbeelden meer nodig, weten uit het hoofd
è Lichaamsdelen met ogen dicht aanwijzen
è Symmetrische bewegingen nadoen met geheel lijf.
è Zelf bewegingen bedenken bij verteld verhaal (een beweging tegelijk)
Vanaf 6 jaar:
è Meervoudige opdrachten zonder voorbeeld uitvoeren
è Eigen lichaamshouding zelf beschrijven
Tekenontwikkeling
Vertalen wat de kinderen zien en beleven.
Ontwikkeling van b egrip ervaring en expressie hebben een ongelijk verloop. Dit is vaak terug te zien in de tekening. Ze hebben vaak een beter begrip van de werkelijkheid dan dat ze in hun tekening laten zien.
Jonge kleuters tot 4 jaar
è Krassen en krabbelen
è Losse lijnen
è Cirkels
è Rechte kruisen
è Vierkanten
è Weten nog niet van tevoren wat ze gaan tekenen
è Kopvoeter als mens
Tussen 4 en 5 jaar:
è Kopvoeters meer details à verlenge kopvoeters (benen)
è Inkleuren
è Tekenblad wordt ingevuld met passende voorwerpen
è Van te voren plan gemaakt wat te tekenen
Tussen 5 en 6 jaar
è Volledig mensfiguur (hoofd romp armen benen)
è Veel details (kleren, hoedjes enz.)
è Tekenblad verder ingevuld met andere voorwerpen die bij tekening passen
è Leerkracht vragen naar achtergrond van tekeningen
Kleine motoriek
- Het maken van kleine, subtiele lichaamsbewegingen
- Observatiepunten: schrijven, tekenen, plakken en knippen
Grote motoriek
- Bewegingspatronen worden voltooid, verfijnd en versoepeld.
- Observatiepunten: buitenspelen en gymlessen
Kleine motoriek
- Het maken van kleine, subtiele lichaamsbewegingen
- Leren schrijven (vingerkootjes buigen zonder dat hele arm gaat meedoen)
- Observatiepunten: schrijven, tekenen, plakken en knippen.
6-jarige
|
7-jarige
|
8-jarige
|
9-jarige
|
Kan eenvoudige schrijfpatronen maken
|
Kan moeilijkere schrijfpatronen maken
|
Heeft een voldoende schrijf- en zithouding
|
Maakt hoofdletters met een regelmatige vorm
|
Kan veters schrikken
|
Kan letters en woorden los schrijven, er is een aanzet tot aan elkaar schrijven
|
Schrijft schrijfpatronen, letters en cijfers met een regelmatige vorm, in een regelmatig ritme
|
Kan goede verbindingen maken van hoofdletters met overige letters
|
Er is sprake van een voorkeurshand bij verschillende handelingen (gooien, tekenen, haar kammen)
|
Kan een cirkel uit de losse hand knippen, d.w.z. heeft daar geen getekend voorbeeld voor nodig
|
Kan verbindingen tussen letters maken
|
Schrijft geautomatiseerd met kleine regelafstand, zowel in een schrijfschrift als in een andere schriftelijke taalgebruiksituaties
|
Heeft een goede vorming van hoofdletters
|
Grote motoriek
- Alle bewegingspatronen die kinderen tot nu toe hebben ontwikkeld worden voltooid, verfijnd en versoepeld. Kinderen worden behendiger en sneller in allerlei verschillende situaties.
- Er ontstaan grote verschillen tussen leerlingen (zichtbaar tijdens buitenspelen en gymlessen)
- Competitie en uitdagingen
6-jarige
|
7-jarige
|
8-jarige
|
9-jarige
|
Evenwicht kunnen bewaren: tien seconden op één been staan, vijf keer hinkelen op een voorkeursbeen
|
Fijne bewegingspatronen kunnen coördineren:
|
Uithoudingsvermogen neemt flink toe, snelle herstelperiode na intensief beweging
| |
Een stuiterende bal kunnen vangen
|
Langdurig een beweging kunnen uitvoeren, krachttoename
| ||
Een kleine bal kunnen vangen
|
Bovenhands werpen met een voorkeurshand, goed vangen van een grote en kleine bal, met en zonder stuiteren
| ||
Steeds verdere beheersing van zwaaien, diepspringen, steunspringen, rollen, duikelen, balanceren, loopspringen, klimmen, sprinten
| |||
Ontwikkeling van spel inzicht en regels
|
9 – 12 jaar.
Motorische ontwikkeling wordt verder verfijnd.
Goed uithoudingsvermogen,
Spieren worden sterker,
Vaardigheden krijgen ze sneller onder de knie.
Duidelijkere scheiding tussen motorisch vaardige en minder vaardigere kinderen.
Kinderen ontwikkelen belangstellingen, als het kind geen belangstelling heeft voor bewegen zal hij ook minder vaardig en ontwikkeld zijn.
Sociale verhoudingen worden vaak gebaseerd op motorische vaardigheden: De leider van een groepje is vaak iemand die motorisch sterk is, bijvoorbeeld een goede voetballer.
Dit maakt dat sport een belangrijke rol speelt voor kinderen.
Opdracht B:
Schoolgids:
Hoe worden de gesprekken voorbereid?Naar aanleiding van de rapporten worden de gesprekken voorbereid. De rapporten zijn het uitgangspunt. Dit wordt met de duocollega besproken.
Hoe vaak vinden er 10 minuten gesprekken plaats in een jaar?De gesprekken vinden 3 keer per jaar plaats.
- November: subjectieve rapportage, dit gaat over het gedrag.
- Maart; objectieve rapportage; zoals de vakken rekenen, spelling
- Juni; naar aanleiding van het subjectief en objectief rapport.
Is zo’n gesprek met beide leerkrachten?Ja.
Hoe verloopt de organisatie bij tien-minuten gesprek?De school heeft een speciaal programma op de computer. Daar worden de namen van de kinderen ingevuld. Dit programma maakt vervolgens een rooster met daarin de tijden voor de ouders. Broertjes en zusjes volgen elkaar op. Het is dus niet zo dat de ouders een paar uur moeten wachten voordat ze naar een volgend gesprek kunnen. Dan gaan de brieven mee naar huis en kunnen de ouders aangeven of ze kunnen of niet. Als ouders niet kunnen wordt het gesprek op een andere tijd gepland, anders gaat het gewoon door.
Hoe ziet een tien-minuten gesprek er globaal uit?De leerkracht vraagt eerst aan de ouders hoe het met ze gaat. Ze stelt de ouders op hun gemak. Daarna vraagt ze aan de ouders of de ouders nog iets te melden hebben. Is er iets opgevallen bij de ouders naar aanleiding van het rapport? Of is er iets wat de leerkracht moet weten?
Dan wordt het rapport besproken met de ouders. De leerkracht houdt de gegevens van het kind erbij en vertelt over het kind en de resultaten van het kind.
Naar aanleiding van de resultaten, bepalen de ouders en leerkracht samen waar een kind aan moet werken.
Sommige gesprekken zijn snel klaar als het goed gaat.
Als er meer punten te bespreken zijn dat wordt er een vervolgafspraak gemaakt. Maar de school streeft naar het niet uitlopen van gesprekken.
Welke soorten gesprekken zijn er?- 10 minuten gesprek
- Groep 8: voorlopig schooladvies en eindgesprek. Dit gebeurt vaak gecombineerd.
- Gesprekken met een aanleiding. Bijvoorbeeld een kind dat zorg/ hulp nodig heeft.
- Ouders of leerkracht vraagt een gesprek aan.
Schoolgids:
Verslagen en rapportage
Naar aanleiding van observatie, toetsing en registratie vindt er een rapportage naar ouders plaats. Er zijn drie momenten in het jaar waarop we de vorderingen van de kinderen bespreken met ouders. In de schoolkalender vind je de data van de rapportages/ verslagen.
Contact buiten de geplande gesprekken tussen stamgroepleerkracht en ouders
Wanneer een stamgroepleerkracht een onverwachte ontwikkeling bespeurt, of er om andere reden contact met de ouder(s) wenselijk is, neemt de stamgroepleerkracht contact op met de ouders. Andersom is het ook de bedoeling dat ouders bij zorgen of vragen over hun kind, of bijv. een veranderde thuissituatie, contact opnemen met de stamgroepleerkracht.
Oudergesprekken:Hoe worden de gesprekken voorbereid?Naar aanleiding van de rapporten worden de gesprekken voorbereid. De rapporten zijn het uitgangspunt. Dit wordt met de duocollega besproken.
Hoe vaak vinden er 10 minuten gesprekken plaats in een jaar?De gesprekken vinden 3 keer per jaar plaats.
- November: subjectieve rapportage, dit gaat over het gedrag.
- Maart; objectieve rapportage; zoals de vakken rekenen, spelling
- Juni; naar aanleiding van het subjectief en objectief rapport.
Is zo’n gesprek met beide leerkrachten?Ja.
Hoe verloopt de organisatie bij tien-minuten gesprek?De school heeft een speciaal programma op de computer. Daar worden de namen van de kinderen ingevuld. Dit programma maakt vervolgens een rooster met daarin de tijden voor de ouders. Broertjes en zusjes volgen elkaar op. Het is dus niet zo dat de ouders een paar uur moeten wachten voordat ze naar een volgend gesprek kunnen. Dan gaan de brieven mee naar huis en kunnen de ouders aangeven of ze kunnen of niet. Als ouders niet kunnen wordt het gesprek op een andere tijd gepland, anders gaat het gewoon door.
Hoe ziet een tien-minuten gesprek er globaal uit?De leerkracht vraagt eerst aan de ouders hoe het met ze gaat. Ze stelt de ouders op hun gemak. Daarna vraagt ze aan de ouders of de ouders nog iets te melden hebben. Is er iets opgevallen bij de ouders naar aanleiding van het rapport? Of is er iets wat de leerkracht moet weten?
Dan wordt het rapport besproken met de ouders. De leerkracht houdt de gegevens van het kind erbij en vertelt over het kind en de resultaten van het kind.
Naar aanleiding van de resultaten, bepalen de ouders en leerkracht samen waar een kind aan moet werken.
Sommige gesprekken zijn snel klaar als het goed gaat.
Als er meer punten te bespreken zijn dat wordt er een vervolgafspraak gemaakt. Maar de school streeft naar het niet uitlopen van gesprekken.
Welke soorten gesprekken zijn er?- 10 minuten gesprek
- Groep 8: voorlopig schooladvies en eindgesprek. Dit gebeurt vaak gecombineerd.
- Gesprekken met een aanleiding. Bijvoorbeeld een kind dat zorg/ hulp nodig heeft.
- Ouders of leerkracht vraagt een gesprek aan.
Opdracht C:
Geen opmerkingen:
Een reactie posten